Fried bij zijn bijenkasten in 2019.
Fried bij zijn bijenkasten in 2019.

Een duizendpoot in ieder opzicht

Human Interest Human interest

Sint-Oedenrode - Fried van den Brand, voor velen een bekende Rooienaar pur sang inmiddels in de leeftijd van 89 jaar, heeft door de jaren heen heel wat voor ons dorp betekend. Zeker de moeite waard om eens samen met hem terug te blikken.

Door: Caroline van der Linden

Geboren in de Hoge Vonderstaat op 27 juli 1934. Het derde kind uit een gezin van acht. Vier keer per week ’s morgens om zeven uur – zomer en winter – neemt hij al jaren een duik in het Ottenbad in Eindhoven om non stop wat kilometers te zwemmen, waarvan de eerste 25 meter onder water. Tot aan zijn vervroegd pensioen was hij gymleraar aan het Penta College in Eindhoven. Is al jaren imker en zijn leven lang hoepelmaker. In Boskant bewerkt hij enkele hectare bos en geeft er rondleidingen, is de initiatiefnemer en kweker van het Wilgenhof, een hof van diverse soorten wilgen in de lus van de Oostelijke Randweg met de A50 en heeft tot vandaag meer dan 358 vergaderingen van Stichting Behoud Martinuskerk voorgezeten, waarvan hij er 1 wegens zijn heupoperatie heeft gemist. Hij leidde de avondwaken in de Martinuskerk. Geeft demonstratielessen houtvlechten aan kinderen van basisscholen in Sint-Oedenrode. Was voorzitter van de boeken – en platenbeurs. Onderhoudt een grote ‘functionele’ moestuin achter zijn bungalow aan de Baron van Coehoornlaan met daarin loslopende kippen en heeft een open voortuin met alleen maar bloemen. Verbouwt zijn huis van binnen en buiten. Kan lassen en solderen, leest boek na boek en declameert foutloos gedichten van Joost van den Vondel, Guido Gezelle, Toon Hermans en Phil Bosmans. Hij heeft getennist en gevoetbald, maar rookte ook zo’n 30 tot 40 sigaretten per dag. Toen hij voortaan om de twee jaar zijn kamer moest gaan sauzen, besloot hij te stoppen. Dat is Fried van den Brand, een duizendpoot in ieder opzicht.

We gaan wat dieper in op zijn passie van imker, wat hij al bijna zeventig jaar in hart en nieren doet. Altijd bleef hij op de hoogte van de laatste ontwikkelingen, want er komt heel wat bij kijken. In 1956 behaalde hij zijn hoofdacte aan de Kweekschool in Den Bosch en werd onderwijzer. “In die tijd had ik een biologieleraar die twee bijenkasten had staan op de binnenplaats van het schoolgebouw”, vertelt hij. “Hij vroeg verschillende keren of er iemand was die hem wilde komen helpen en hoewel we met meer dan honderd studenten waren, had niemand interesse. Die beestjes steken natuurlijk en dat moesten ze nou net niet hebben. Nou ben ik zo’n figuur die graag van alles onderneemt. Ik vond het bijzonder interessant, omdat die biologieleraar zo fanatiek kon vertellen over insecten en de natuur. Ik zei dat ik wel wilde helpen en vond het geweldig dat ik dit mocht. Ik heb het wel geweten, want ik was bijzonder ondeskundig op dat gebied en die leraar liet me maar een beetje aanmodderen. Ik stond midden tussen de bijen en werd gestoken. Ik zag eruit, oog half dicht, het deed allemaal zeer, maar ik vertikte het om er ook maar iets van te zeggen. Dat vond de betreffende leraar prachtig, dus mocht ik blijven helpen. Het was voor mij een eer, want verder niemand kon dat. Toen ik mijn diploma had wilde ik zelf in Rooi met bijen beginnen en schonk die leraar mij de bijen van de Kweekschool. Dat was natuurlijk geweldig, maar in die tijd had ik nog geen auto, gelukkig wel een fiets. De eerste kast heb ik toen met touw achter op mijn fiets gebonden en ben helemaal van Den Bosch over de Pettelaar, door Sint Michielsgestel over Schijndel naar Rooi gereden. Zo kwam ik aan mijn eerste bijenvolk, dat op weg naar huis natuurlijk aardig op en neer geschud was. Ik zocht contact met August van Breugel, de gemeentearchitect van Rooi wonend aan de Lindendijk. Hij was imker en heeft me de hele praktijk van het bijenhouden bijgebracht”, vertelt Fried trots. Regelmatig zullen Rooienaren hem voorbij hebben zien komen, in zijn jeepje op weg naar Boskant waar zijn bijenkasten staan. Daar bij zijn kasten strijkt hij af en toe neer in zijn stoel om de drukte van zijn leven even van zich af te laten glijden, om daarna weer vol energie aan de slag te gaan. Dat is af en toe nodig, want hij is doorgaans altijd in de weer. Zo heeft hij er samen met zijn team met toestemming van de gemeente bijvoorbeeld voor gezorgd dat de bermen naast de A50 vol geplant werden met verschillende soorten wilgen, waar de bijen dol op zijn. En kijk ook naar het Wilgenhof bij de rotonde richting Eindhoven, want ook daar speelde hij een belangrijke rol om de ruimtes vol te zetten. Altijd met het uitgangspunt, het voor de bij zo aangenaam mogelijk te maken. Inmiddels zet zijn dochter Ellen de imkerij voort.

Naast zijn passie voor bijen werd hij door de voorzitter van het kerkbestuur gevraagd zich in te zetten voor de restauratie van de kapotte ramen van onze Martinuskerk. Hij wist meteen dat hij dit zou doen, maar ging niet alleen voor de ramen, maar voor een totale restauratie van de hele kerk. Jarenlang was hij het gezicht van de welbefaamde boekenbeurs. De place to be voor ieder die een leuk boek zoekt of een goede plaat. Voor een paar euro kun je er je favoriete item al in bezit hebben. Alles ten behoud van de Martinuskerk. Fried als kartrekker zette zich er vanaf de start samen met veel vrijwilligers voor in. Deze succesvolle boekenbeurs droeg er mede toe bij dat Stichting Behoud Martinuskerk bij het honderdjarig bestaan van de kerk over kon gaan tot aanschaf van een prachtig carillon. Eerder besteedde onze krant hier aandacht aan en sprak hij hierover met de Rooise journalist en schrijver Jan H.F. van der Heyden. Het zette Rooi op een geweldige manier op de kaart. Een uniek project, omdat er in heel Nederland amper carillons zijn geplaatst. Iedereen kan er tot op heden nog steeds van genieten. Regelmatig zijn de klokken te horen in het centrum en daarbuiten. Een sfeer verhogend element in ons dorp.

Ook gaan we nog even in op het feit dat hij zijn leven lang al hoepelmaker is. “Vroeger, in de vakantietijd hielp ik mijn vader met het maken van hoepels en het kloven van hout. Mijn vader zei altijd: ‘’Onze Fried studeert wel, maar hij heeft ook nog een vak geleerd.””

“Dan doelde hij op dat hoepel maken. Tot 1967 heeft mijn vader de hoepelmakerij gehad. Toen is de zaak opgeheven. Hoepels waren niet meer nodig. Ze werden in die tijd vooral gebruikt om de duigen van vaatjes bij elkaar te houden, zoals boter- en haringvaatjes. Nu worden ze nog gebruikt voor creatieve doeleinden, voor het maken van kransen en carnavalswagens bijvoorbeeld. Ik ben blij dat ik het van mijn vader heb geleerd. Mijn grootvader deed het ook al. Je moet het werk wel blijven doen, wil je er handigheid in houden, net zoals met zwemmen. Ergens heb ik toch wel iets streberigs”, lacht hij.

Als ik hem na een paar uur luisteren en een aantal koppen thee met honing van zijn eigen bijen verlaat, zegt hij: “Ik had je van tevoren gewaarschuwd hè en ik heb nog lang niet alles verteld.”

In 2018 werd Fried verrast door met een informatiebord dat aan hem werd opgedragen.